Velduil © Rein Hofman
In het vorige artikel hebben we kennis gemaakt met de grauwe kiekendief, een zomergast in het Oldambtster polderlandschap. Deze roofvogel is hier in het uitgestrekte polder- en kwelderland schap, een meester in het vangen van muizen en andere kleine prooidieren . Maar de grauwe kiekendief is niet de enige vogel die zich thuis voelt in dit leefgebied. Er is nog een andere soort die de ‘grote leegte’ van het landschap heeft verkozen tot woongebied: de velduil.
De velduil is een bijzondere uilensoort die ook overdag actief is. Je hebt een grote kans om deze uilensoort in het Oldambt te zien, vooral hier op de grens van slik en kwelder.
Theo de la Ruelle deelt in dit artikel zijn kennis en ervaring over de velduil, zijn leefwijze, zijn voedsel en zijn bedreigingen.
Uilen in het Oldambt
In het Oldambt kun je vijf soorten uilen tegenkomen. De prachtige kerkuil (Tyto alba) met zijn witte en goudkleurige verenpak. De ransuil (Asio otus) met de kenmerkende oorpluimen. De bosuil (Strix aluco), die onder meer in het Midwolder bos te vinden is. En zowaar de steenuil (Athene noctua), die als soort in het noordoosten van onze provincie vrijwel niet meer voorkomt, maar wel hier en daar in het Oldambt te vinden is. En tot slot de velduil (Asio flammeus), de soort waar hieronder verder op in wordt gegaan.
Het belangrijkste voedsel van roofvogels, zoals de grauwe kiekendief waarover we in het vorig artikel hebben gesproken, is de veldmuis (Microtus arvalis). Misschien niet altijd even populair, maar wel van essentieel belang voor een gezonde roofvogelpopulatie. Al spreek ik liever over prooi-vogels. Roofvogels heeft wat mij betreft een te beladen klank. Alsof deze vogels, maar ook roofdieren, iets roven. Ze hebben deze naam gekregen omdat wij als mensen in het verleden vonden dat deze dieren iets pakten wat ons toebehoorde. En ook tegenwoordig zijn er nog mensen van mening dat deze dieren rovers zijn, terwijl ze uitsluitend voor eten zorgen. Voor zichzelf en voor hun kroost. Ik hanteer daarom liever de term prooivogels, analoog aan het Engelse birds of prey. Of de meer wetenschappelijke term predatoren.
Een opvallend uiterlijk, een unieke leefwijze en een bijzondere relatie met zijn omgeving: de velduil
De velduil is typisch een vogel die zich thuis voelt in open terrein; en dat is er in het Oldambt genoeg. Zwevend boven de akkers en graslanden gaat de vogel op zoek naar een lekker hapje. De meeste uilensoorten jagen met name ’s avonds en ’s nachts, maar de velduil kan je ook overdag tegenkomen. Je maakt veel kans, als je bij avondschemering een rondje door de polders maakt, maar ook langs de dijken van de Dollard en de slaperdijken. Vooral die laatste zitten, dankzij de variatie aan begroeiing, vol met muizen en andere begeerde hapjes voor deze uilensoort. Want bij gebrek aan veldmuizen schakelt de velduil zonder problemen over op een dieet van andere kleine zoogdieren en kleine vogeltjes. Hun voedselpatroon lijkt dan ook sterk op dat van een grauwe kiekendief.
Uilen, en dus ook de velduil, beschikken over een enorm scherp gezichtsvermogen en een bijzonder goed gehoor. Beide goed ontwikkelde zintuigen komen uiteraard enorm goed van pas bij het jagen. Sommige soorten horen zelfs zo goed, dat ze een prooi onder een laag sneeuw kunnen vinden. Daarnaast maken ze nauwelijks geluid terwijl ze vliegen. Dat komt door speciale veren op hun vleugels. Ze hebben stijve veren op de voorste rand van hun vleugels (zogenaamde kamveren), een flexibele pluim op de achterste rand en zachte, fluweelachtige veertjes op de bovenzijde. Dit alles zorgt ervoor dat de lucht die langs de boven- en onderkant van de vleugels stroomt geen geluid maakt. (Denk maar aan het fluitende geluid van een zweefvliegtuig.) De prooien horen de uil dan ook niet aankomen en worden volledig overrompeld op het moment dat de vogel hen in de klauwen heeft. Dit is in 2013 ontdekt door onderzoekers van de universiteit van Cambridge. Sindsdien proberen vliegtuigbouwers deze techniek toe te passen op vliegtuigen om een deel van de geluidsproductie te reduceren.
Gaat het met de grauwe kiekendief al slecht qua broedparen, met de velduil is het nog slechter gesteld. De grauwe kiekendief telt ieder jaar in het hele land zo’n vijftig tot tachtig koppeltjes die tot broeden overgaan. Bij de velduil zijn dat er slechts vijf tot hooguit twintig. De meesten broeden op de Waddeneilanden. In het Oldambt zijn weinig concrete broedgevallen bekend en als die er al geweest zijn wordt dit onder embargo gehouden vanwege de kwetsbaarheid. Maar je kunt hier wel velduilen tegenkomen. Zo zag ik begin dit jaar op een avond drie uilen jagen bij de slaperdijken, ideale jachtgebieden voor deze vogels.
In het voorjaar vliegen de meesten weer terug, maar dat hoeft dus niet per definitie naar het gebied te zijn waar ze vandaan kwamen. Ze kunnen zomaar elders heen vliegen. Ook jonge vogels vertonen dit nomadische gedrag al snel. Zodra ze voor hun eigen voedsel kunnen zorgen zwerven ze uit, de een wat verder dan de ander. Maar ook dan speelt voedselaanbod, naast rust, een hele belangrijke rol.
Maar we kunnen nog zo goed de nesten beschermen en maatregelen treffen om verstoring te voorkomen, zolang we deze vogels hun voedsel ontnemen zal de populatie nooit sterk genoeg worden om te kunnen voortbestaan. Kleine maatregelen kunnen daarbij al helpen zoals braak- of faunastroken en (kruidenrijke) akkerranden zoals je die hier en daar in het Oldambt kunt zien. En uiteraard het afzien van het gebruik van giftige bestrijdingsmiddelen tegen bijvoorbeeld muizen en ratten.
Theo de la Ruelle (www.mijnblogje.nl )